Vrede met jezelf

Dagelijkse overdenking; Week 82, donderdag

1 Korintiers 4:3-5 NBV
‘3 Maar hoe u of een menselijke instelling over mij oordeelt interesseert me niet, en hoe ik over mezelf oordeel telt evenmin. 4 Ik ben me weliswaar van geen kwaad bewust, maar dat betekent niet dat mij niets ten laste kan worden gelegd. Het is de Heer die over mij oordeelt. 5 Houd dus op te oordelen en wacht de tijd af dat de Heer komt, omdat hij het is die aan het licht zal brengen wat in het duister verborgen is en zal onthullen wat de mensen heimelijk beweegt. En dan zal God het zijn die ieder de lof geeft die hem toekomt.’

Mattheus 3:16- 4:3a
‘Zodra Jezus gedoopt was en uit het water omhoogkwam, opende de hemel zich voor hem en zag hij hoe de Geest van God als een duif op hem neerdaalde. 17 En uit de hemel klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’ 41 Daarna werd Jezus door de Geest meegevoerd naar de woestijn om door de duivel op de proef gesteld te worden. 2 Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, had hij grote honger. 3 Nu kwam de beproever naar hem toe.’

Romeinen 8:14-17 NBV
‘Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. 15 U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. 16 De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn. 17 En nu we zijn kinderen zijn, zijn we ook zijn erfgenamen, erfgenamen van God.’

Lukas 19:12,13
‘Hij zei dan: Een zeker mens van hoge geboorte reisde naar een ver land om voor zich een koninkrijk in ontvangst te nemen en daarna terug te keren. 13 En hij riep zijn tien slaven, gaf hun tien ponden en zei tegen hen: Doe daarmee zaken totdat ik terugkom.’

HOE BELANGRIJK IS WAT JE DOET?

Een van de dingen die vaak onze identiteit vorm geeft is dat wat we doen. Regelmatig hoor ik ‘ik kan niets’, ‘ik ben niet van nut, want ik heb geen baan, want ik ben ziek, want ik heb geen opleiding, want ik ben altijd moe………’ en dat niet kunnen geeft mensen een gevoel van waardeloos zijn en van nutteloosheid. En dus zijn ze niets…….denken ze. Want als je niet iets doet dan stel je niets voor, dan ben je niets.

Hoe belangrijk is voor jou dat wat je doet? Welke rol speelt dat voor jou identiteit?

Misschien kun je zeggen: ik heb vrede met wat ik doe. Ik geniet van wat ik doe, het is geen topbaan volgens de maatschappelijke ladder, maar ik weet dat het belangrijk is wat ik doe. Dat doet er toe. God geeft me deze baan of deze taak. En daar geniet ik van.

Maar wellicht zijn er nog stemmen uit het verleden die je plagen als het gaat over je opleiding, je schooltijd of de start van je werkzame leven die maken dat je heel hard moet knokken. Knokken om die stemmen niet te horen. Stemmen die maken dat je géén vrede hebt met wat je doet omdat het volgens de maatschappij, volgens familie, volgens vrienden of volgens social media niet zo bijzonder is. En omdat het in hun ogen niet zo bijzonder is wat je doet, maakt dat dat jij niet zo bijzonder voelt.

Wat een pijn en een verdriet kan er nog schuilen in je hart. En wat een negatief gedachtenpatroon kan zich dan nog afspelen in je hoofd. Daar gaat enorm veel energie naar toe. Negatieve energie die zoveel vrede rooft!

En wat een rust kan het dus opleveren wanneer God zegt: ‘Voor mij hoef je helemaal niets te doen om te weten dat je van waarde bent. Kom tot rust bij Mij! Wees gewoon Mijn kind dat Mijn liefde zo nodig heeft om te weten wie je bent: geliefd en waardevol.’

Daarbij speelt dat wat we doen ons een gevoel van nut geeft: ik doe er toe, er is een reden dat ik besta. En dat kan weer enorm veel druk opleveren: als ik nu maar genoeg doe, druk genoeg ben, dan geeft mij dat een gevoel van nut. En vaak is het zo, dat wanneer die mensen die zo druk zijn met zich te bewijzen (want daar hebben we het over) eenmaal tot rust komen, hun hoofd toch nog overuren blijft maken. En waar gaan vaak die gedachten over: ‘ik moet nog naar die, en die moet nog aandacht, en ik moet nog zus en zo, en zou ik dat wel goed hebben gezegd, of had ik dingen niet anders moeten doen, en wat zullen ze nu wel niet denken, nu ik dat heb gezegd of niet heb gedaan.’

God is heel duidelijk: Hij heeft ons talenten gegeven, bekwaamheden, die bij ons persoonlijk passen. De één meer dan de ander. En Hij wil dat we daarmee aan de slag gaan. Maar niet om daarmee gezien te worden. Om daarmee je identiteit te verdienen. Maar om de ander mee te dienen vanuit Gods liefde en Hem groot te maken.

God roept je daarvoor: deel Mijn liefde uit, zodat de mensen zien hoe goed Ik ben. Niet hoe goed wij wel niet zijn, maar hoe goed Hij is. Deel Gods liefde uit en gebruik daarvoor wat Hij je heeft gegeven. Daar hoef je niet voor gestudeerd te hebben, geen topbaan, of helemaal geen baan. Daarvoor kun je zelfs ziek zijn en op de bank liggen. Gods liefde uitdelen komt vanuit de liefde die God in jouw hart heeft uitgestort (Romeinen 5:5).

Wanneer je de God van vrede kent, wanneer je Zijn bevestiging over jou aanneemt dan maakt het niet uit wat je doet of niet doet. Wanneer je Zijn liefde voor jou kent dan ga je dat vanzelf uitdelen. Waar je ook bent en wat je ook doet. Een glimlach, een bemoediging, een arm, een knuffel, of een compliment, even bij iemand zitten en luisteren, dat zijn liefdegaven die iedereen kan uitdelen.

Dan is het niet belangrijk wat je doet of wat voor opleiding je hebt. Je bent geliefd! En je komt tot rust en in vrede met jezelf. Jouw identiteit ligt in wie je bent en niet in wat je doet.

Opwekking 601 ‘Deel door ons Uw liefde uit’