Stille zaterdag, voorbereiding en tranen

We lezen in het evangelie van Johannes dat de sterfdag van Jezus de voorbereidingsdag was voor een bijzondere sabbat (Pascha). Op de sabbat mochten er geen lichamen op het kruis zijn. Daarom moesten de lichamen er afgehaald worden, en om zeker te weten dat de gekruisigden gestorven zouden zijn werden de benen gebroken. Behalve bij Jezus. Hij had alles volbracht en had de geest gegeven. Hij was al overleden.

Vanwege die voorbereiding werd Jezus in een graf gelegd vlak bij Golgotha. In een nieuw graf, waarin nog nooit iemand gelegd was. In Markus 15:46 lezen we hoe de twee Maria’s oplettend toekeken in welk graf Jezus werd gelegd voor ze weg gingen. (Je zou kunnen denken dat er ook nog een ander graf was). ‘Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd’. En toen was er niets meer.

Alle hoop was weg. Wat overbleef was teleurstelling, leegte en verdriet.

De volgende dag was het sabbat (het Pascha), en nu was het stil. Hoe zouden de volgelingen van Jezus zich gevoeld hebben? Hoe zouden de vrouwen hun dag hebben doorgebracht? Hun verlosser, hun koning, hun zoon, leider en vriend was gestorven. Hun leven van hoop hield op te bestaan.

Die sabbat was een dag van rouw en verdriet. Misschien zaten ze wel bij elkaar en vertelden ze elkaar verhalen over hoe het was toen Jezus nog leefde. Hoe ze hoopten dat Hij alles zou veranderen.

Misschien voelden ze zich wel zoals J.S. Bach het verwoord in zijn slotkoraal van de Mattheus Passion:

‘Wij knielen neer en zijn in tranen en roepen bij het graf u toe: Rust in vrede, rust nu zacht! Stil maar, moe gemarteld lichaam. Laat uw graf en deze steen voor mijn angstige geweten als een warme deken wezen
en voor mij een rustplaats zijn. Vederlicht vallen dan de ogen dicht.’

De muziek van dit slotkoraal is zo treffend. Zoals de hele Mattheus Passion. De ellende en het verdriet klinken overal doorheen, maar bij het slotkoraal klinkt ook de berusting: dit is het dan. Hier stopt het.

Wij weten meer. Wij weten dat het niet is gestopt! En daarom kijken we uit naar morgen, naar het paasfeest. Waar de bazuinen klinken en er gejuich is: de Heer is waarlijk opgestaan!

Maar eerst vandaag nog. Een voorbereidingsdag. Hoe beleef jij deze voorbereidingsdag?

Ook hier een tekst uit de Mattheus Passion: Mache dich mein herzen rein.

‘Maakt u, mijn hart, vrij van zonden, Ik wil Jezus zelf begraven. Want Hij zal voortaan in mij Meer en meer Zijn zoete rust hebben. Wereld, ga uit, laat Jezus binnen.’

Gebruiken we deze dag om Jezus zelf te begraven? Mag Hij rust krijgen in ons hart? Mag ons hart rust vinden in Jezus?

Het kan zomaar zijn dat we vandaag druk zijn om voor morgen alles in orde te hebben. Maak ruimte om op deze dag je voor te bereiden op morgen. Moeten er dingen opgeruimd worden in je hart, moeten er zaken aan het licht gebracht worden. Moet er iets in jou sterven om Jezus de ruimte te geven om op te kunnen staan in jouw hart?

Moet jij opnieuw vandaag je leven aan Jezus toevertrouwen en je ego achter laten in het graf?

Misschien moet je vandaag wel een moment van stilte in lassen en het verdriet en de tranen toestaan. Verdriet om het lijden in deze wereld. Verdriet om gemis. Tranen om pijn. Tranen van overgave en spijt.

Het is soms goed om heel bewust de impact van alle ellende en de dood maar eens toe te laten en neer te knielen bij het graf van Jezus. En laat dan het graf van Jezus een rustplaats zijn voor je angst en zorgen.

Jezus wil daar in dat graf alles ‘ontwikkelen’. De bedekking eraf halen. Zoals de linnen doeken achterbleven in het graf, zo mag al jouw pijn, je verleden, je oude mens, en je oude denken achter blijven in dat graf.

Laat dit een voorbereidingsdag zijn waarin we niet klakkeloos overgaan van goede vrijdag naar Pasen door maar druk, druk, druk te zijn.

Zit maar eens neer in stilte. En begraaf Jezus zelf, laat Hem binnen in je hart om alles op te ruimen wat er niet hoort zodat het morgen echt het feest van de vernieuwing mag zijn.  

Mattheus Passion, slotkoraal ‘Wir setzen uns mit tranen nieder’