Rustig slapen

Week 86, vrijdag

Psalm 4, Avondlied
‘1 Een psalm van David, voor de koorleider, bij snarenspel.
2 Als ik roep, verhoor mij, o God van mijn gerechtigheid! In de benauwdheid hebt U ruimte voor mij gemaakt. Wees mij genadig en luister naar mijn gebed. 3 Aanzienlijken, hoelang zult u mijn eer te schande maken? Hoelang zult u het lege liefhebben, de leugen zoeken? Sela 4 Weet toch: de HEERE heeft Zich een gunsteling afgezonderd; de HEERE hoort als ik tot Hem roep.
5 Wees ontzet, maar zondig niet; spreek in uw hart wanneer u op uw slaapplaats ligt, en wees stil. Sela 6 Breng offers van gerechtigheid
en vertrouw op de HEERE. 7 Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!
8 U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden. 9 In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen’.

Filippenzen 4:4-7
‘Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u.
5 Uw welwillendheid zij alle mensen bekend. De Heere is nabij.
6 Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God;
7 en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus’.

Gezang 280, ‘Ik wil u, o God, mijn dank betalen’
‘k Wil U, o God, mijn dank betalen, U prijzen in mijn avondlied. Het zonlicht moge nederdalen, maar Gij, mijn licht, begeeft mij niet. Gij woudt mij met Uw gunst omringen, meer dan een vader zorgdet Gij, Gij milde bron van zegeningen; zulk een ontfermer waart Gij mij.

Ik weet, aan wien ik mij vertrouwe, al wisselen ook dag en nacht. Ik ken de rots waarop ik bouwe; hij faalt niet, die uw heil verwacht. Eens aan de avond van mijn leven breng ik van zorg en strijden moe, voor elke dag, mij hier gegeven, u hoger, reiner loflied toe.

GA NAAR BED MET VREDE IN JE HART

Naar bed gaan met vrede in je hart? Hoe kan dat als de wereld in brand staat, als je worstelt met problemen, met mensen, omstandigheden of met jezelf? Een aantal richtlijnen hebben we al gekregen. Maar er is er nog 1 te noemen. En die is ook te vinden in psalm 4. In vers 7 zegt David: ‘Velen zeggen: Wie zal ons het goede doen zien? Verhef over ons het licht van Uw aangezicht, HEERE!’
Het is een beetje een ouderwetse uitdrukking: ‘verhef over ons het licht van Uw aangezicht’. We komen deze woorden tegen in de priesterlijke zegen die staat in Numeri 6: ‘En de HEERE sprak tot Mozes: ‘Spreek tot Aäron en zijn zonen en zeg: Zo moet u de Israëlieten zegenen, door tegen hen te zeggen: 24 De HEERE zegene u en behoede u! 25 De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! 26 De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede! 27 Zo moeten zij Mijn Naam op de Israëlieten leggen; en Ík zal hen zegenen.’

Wat moet je je er bij voorstellen dat God Zijn aangezicht over ons doet lichten? Ik heb eens gezocht op internet hoe dit wordt uitgelegd. Op de site van de HGJB vond ik het volgende: Je zou kunnen zeggen dat het gezicht van God voor je oplicht. Hij kijkt je als het ware vriendelijk aan. Dit woord wil vooral aangeven dat God je goed gezind is. God heeft echt het beste met je voor! Het is fijn als je iemand lang niet hebt gezien en dan zie je zijn gezicht. Dan verschijnt er een vrolijke lach op het gezicht. Een lach van herkenning. Zo lacht God ons in de zegen toe.

Ik vind het mooi uitgelegd. Maar op de een of andere manier lijkt er voor mij nog het een ander te missen. David vraagt God om het licht van Zijn aangezicht over ons te laten schijnen. Dat is toch veel rijker dan dat God je vriendelijk zou aankijken? Mozes’ gezicht straalde nadat hij God had ontmoet. En wel zo zeer dat hij zijn gezicht moest bedekken. Ik heb dát beeld bij de vraag van David en de zegen die Aaron het volk moest opleggen: iets van de verblindende glans, glorie en goedheid van God gaat op ons over wanneer God ons in de ogen kijkt, wanneer Hij zijn gezicht tot ons richt.

Het is eigenlijk iets heel bijzonders wat God in de zegen van Aaron zegt. Als je iets verheft, je gezicht verheft, dan til je het op. Je beweegt het omhoog. God zegt dat Hij zijn gezicht optilt tot ‘over’ ons. Hij kijkt ons als het ware eerst in de ogen en richt Zich dan op zodat Zijn Licht óver ons kan komen. Zijn licht kan ons zo helemaal omgeven. En als Hij dat doet ben volledig omringd door Zijn vrede. Als God zich over je ontfermt en je zo in Zijn licht geplaatst wordt, dan ben je veilig. Ook dat zegt David in deze psalm. Hij sluit er mee af: ‘In vrede zal ik gaan liggen en weldra slapen, want U alleen, HEERE, doet mij veilig wonen’.

Je woont alleen veilig in het licht van het aangezicht van God. Je bent alleen veilig wanneer God jou in de ogen mag kijken. En dat is nog al wat. Je kunt een ander aankijken en je hart toegesloten houden. Maar wanneer je toestaat dat een ander je liefdevol in de ogen mag kijken, dan gaat je hart open, dan ontstaat er een weg waarover de liefde en de zegen mag stromen.

Wanneer David zegt dat God zijn gezicht over hem mag lichten komt er vrede: er is niets meer verborgen. Hij heeft zijn hart bij God uitgestort, Hij weet aan wie hij zich vertrouwt, hij laat God zijn volledige hart zien zodat het open ligt voor God. Zo is David in staat om de wereld en wereldse beslommeringen los te laten: hij is volledig door God ‘in beslag genomen’.

Wanneer God Zijn licht over jouw hart mag laten schijnen en jou laat delen in Zijn glans, dan kun je als David in vrede gaan liggen en gaan slapen. Want je bent geborgen in het licht van God. En niets of niemand kan jou daar roven.

Opwekking 559 ‘Schijn met Uw licht in mijn hart, Heer’