Dagelijkse overdenking; Week 88, donderdag
Psalm 133; Broederlijke liefde
‘1 Een pelgrimslied, van David. Zie, hoe goed en hoe lieflijk is het
dat broeders ook eensgezind samenwonen.
2 Het is als de kostelijke olie op het hoofd, die neerdruipt op de baard, de baard van Aäron, die neerdruipt op de zoom van zijn priesterkleed.
3 Het is als de dauw van de Hermon die neerdaalt op de bergen van Sion.
Want daar gebiedt de HEERE de zegen en het leven tot in eeuwigheid.’
Psalm 134; Aansporing om God te loven
‘1 Een pelgrimslied. Kom, loof de HEERE, alle dienaren van de HEERE,
u die nacht aan nacht in het huis van de HEERE staat.
2 Hef uw handen op naar het heiligdom en loof de HEERE.
3 De HEERE zegene u uit Sion, Hij Die hemel en aarde gemaakt heeft.’
Spreuken 10:22
‘De zegen van de HEERE, die maakt rijk,
Hij voegt er geen zwoegen aan toe.’
Zegenen en aanbidden horen bij elkaar
Hogepriester Aaron behoorde tot de stam Levi. God had bepaald, na het debacle met het gouden kalf, dat er één stam moest zijn die de priesterdienst zou vervullen. Op de site Jesusinsite.nl staat het volgende over de priesters en Levieten (lees het als je het interessant vindt):
‘Taak van de priester.
Een priester was middelaar tussen God en mensen. Hij vertegenwoordigde het volk Israël bij God (dit gebeurde hoofdzakelijk door de dienst in de tabernakel). Dit middelaarschap van de priester bestond uit twee aspecten: verzoening door de brandoffers en voorbede door de reukoffers. Als vertegenwoordiger van God moest de priester zich vooral bezighouden met de onderwijzing van de wet (Lev. 10:11) en met rechtspreken; hij had een rechterlijke bevoegdheid (Deut. 18:8-13).
Taak:
Leiden van de offerdienst: verzoening en voorbede.
Onderwijs van de wet.
Rechtspraak.
De belangrijkste taak van de priesters was God te dienen en verzoening te brengen voor de zonde der mensen.
Plaats en taak van de Levieten:
God heeft Zich, na het voorval van het gouden kalf, de stam Levi verkoren tot Zijn bijzonder eigendom. Deze stam werd afgezonderd en aan Zijn dienst gewijd. Binnen de stam Levi zijn twee onderverdelingen:
Het geslacht van Aäron: Deze werden aangesteld tot priesters en brachten tevens de hogepriester voort.
En de overige Levieten : Die tot de stam Levi behoorden maar niet tot het geslacht van Aäron.
Levieten, waren in functie vanaf hun 25ste tot hun 50ste levensjaar (Num. 8:23-26). Hun taken bestonden uit:
Het zorg dragen voor de tabernakel: bewaken, het opbreken, vervoeren en opbouwen van de tabernakel.
Het maken van muziek. (Deze werden later door David verder geregeld. 1 Kron. 16 :37-42).
Hulp bieden bij plechtigheden en feesten.
Bijstaan in het geven van onderwijs.
4) Onvolkomenheid van de priesterdienst.
De priesterdienst van Israël kon alleen maar voor een poos helpen. Tot het volgende jaar, of tot de volgende overtreding en zonde. De priesters en hun offerdienst waren in Israël ingesteld totdat het volmaakte offer zou komen. Daarom wordt de priesterdienst van Israël ook wel eens de voorafschaduwing genoemd. Dit wil zeggen: al de priesters en al de offers wijzen naar de werkelijkheid, naar de volmaakte, die eenmaal zou komen: Jezus Christus, de volmaakte Priester voor God. Jezus alleen zou de volmaakte Hogepriester zijn, die het volmaakte offer zou brengen. Een offer betaald met Zijn eigen leven, met Zijn eigen bloed. Jezus, onze Hogepriester, die onsterfelijk is en dienst doet in de hemelse tabernakel (zie: Heb. 7:11; Heb. 8:9-10).’
De familie van Aaron zou voortaan de priesters en de hogepriester voortbrengen en de rest van de Levieten zorgden voor de ‘tempeldienst’. Die begon in de tabernakel en werd later voortgezet in de tempel die Salomo zou bouwen. Een tempeldienst die 24/7 was. Dat gold dus ook voor de zangers: ‘Dezen zijn het die David heeft aangesteld om de zang in het huis van de HEERE te leiden, nadat de ark op zijn rustplaats gekomen was.32 Zij dienden vóór de tabernakel, de tent van ontmoeting, met zingen, totdat Salomo het huis van de HEERE in Jeruzalem bouwde. Zij verrichtten hun dienst volgens de bepaling voor hen vastgesteld’. 1 Kronieken 6:31,32. En 1 Kronieken 9:33 ‘Dit waren ook de zangers, familiehoofden onder de Levieten, vrijgesteld van dienst in de voorraadkamers; de verantwoordelijkheid voor hun eigen werk rustte immers dag en nacht op hen’.
Toen de ark terug was bij het volk – God zelf weer bij hen was – stelde David in dat er voortdurende lofprijs voor God moest zijn! Er was niet alleen de zegen die als olie stroomde, er stroomde ook muziek! David wist hoe belangrijk lofprijs/muziek voor God was. Maar ook hoe belangrijk het voor ons is! Het geeft een stem aan onze liefde voor God. Het zet God op de eerste plaats. Denk maar eens goed na bij wat je zingt. Dat wat je zingt zul je in gebed niet zo snel uitspreken. God geniet van onze liederen, Hij troont daarop zegt Psalm 22.
David mocht zelf de tempel niet bouwen. Zijn zoon Salomo wel. David mocht wel ‘instructies’ neerleggen voor de tempeldienst. En een van de dingen die hij instrueerde was de zangdienst: ‘Vierduizend lofzangers tot eer van de Heere, met instrumenten die ik, David, gemaakt heb om te prijzen’. En ‘Vervolgens moesten zij elke morgen, en eveneens in de avond, gereedstaan om de HEERE te loven en te prijzen, 31 en ook bij het brengen van alle brandoffers voor de HEERE, op de sabbatten, de nieuwemaansdagen en de feestdagen, voortdurend voor het aangezicht van de HEERE staan in een aantal zoals voor hen bepaald was’. 1Kronieken 23 en 25
Even een stuk theorie misschien. Maar wel heel belangrijk om te zien dat wij als priesters óók geroepen zijn tot lofprijs en aanbidding. Om daarin voor te gaan. Zoals ook de Levieten als stam apart was gezet voor de gehele tempeldienst, zo zijn wij ook apart gezet voor een tempeldienst van 24 uur.
Het is als in Psalm 134: ‘Kom, loof de HEERE, alle dienaren van de HEERE,
u die nacht aan nacht in het huis van de HEERE staat’. Jij en ik zijn dienaren van de Heer. Wij staan dag en nacht in Zijn huis. Wij zijn zélf Zijn huis, Zijn tempel. En wij zijn geroepen om God te loven. Om daarin voor te gaan zodat daardoor de ‘zegenolie’ kan stromen en anderen ook gaan aanbidden en daardoor gezegend worden: ‘De HEERE zegene u uit Sion, Hij Die hemel en aarde gemaakt heeft’. Aanbid, want aanbidden is niet alleen tot zegen voor God maar ook tot zegen voor jezelf.
Opwekking 66, ‘Kom prijs de Heer’